Home » Uncategorized » Schuldbelijdenis tijdens indrukwekkende Reformatieherdenking Domkerk

Schuldbelijdenis tijdens indrukwekkende Reformatieherdenking Domkerk

domkerkOp 31 oktober verkeerde ik in de bevoorrechte omstandigheid uitgenodigd te zijn voor de Nationale Reformatieherdenking in de Utrechtse Dom.

Als ik deze viering in één woord zou moeten samenvatten is dat: indrukwekkend.
Allereerst wat betreft de samenzang. Wat was het heerlijk om psalmen en gezangen te zingen in een vólle kerk!
En dat samen met onze koning, en diverse staatslieden en vertegenwoordigers van de (christelijke) politieke partijen.

Dat heerlijk samen zingen: een stimulans om telkens maar weer te gáán, zondag aan zondag, om zo samen de lofzang aan God gaande te houden, ook in de eigen kerk. Als we dat samen blijven doen, wordt er iets kostbaars bewaard.

Wat ik voorts ook indrukwekkend en zeer hartverwarmend ervoer, was dat onder de genodigden zich ook diverse vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap in Nederland bevonden, waaronder Opperrabbijn Binyomin Jacobs.

En wat mij tenslotte zeer diep raakte, was dat de scriba van onze Protestantse Kerk, dr. René de Reuver, in de gebeden (waarin naast dankbaarheid voor de Reformatie ook veel aandacht was voor de schaduwzijden ervan) op niet mis te verstane wijze schuldbelijdenis deed aangaande de ook binnen de kerk aanwezige anti-Joodse en antisemitische tendensen en uitingen, niet alleen ten tijde van en door Luther, maar ook vandaag.
Hoe indringend maar ook goed was het, dat dit moment van 500 jaar Reformatie aangegrepen is om dit zo vol schaamte maar ook zo helder te verwoorden.
Een fragment uit deze gebeden:

”Er is ook heel veel om ons voor te schamen. Luthers naam kunnen wij niet noemen zonder ook te denken aan de verschrikkelijke dingen die hij over Joden heeft gezegd en geschreven. Met alle gevolgen van dien. Er was en is sprake van antisemitisme, ook binnen onze kerken. Vanuit missionair vuur is geprobeerd Joden te overtuigen van ons gelijk, zonder oog te hebben voor Uw weg met Uw volk en de eigenheid van hun geloof. Vergeef ons dit kwaad.”

Het slotlied (”Waar God de Heer zijn schreden zet”), waarvan zeker ook de aanzwellende de slotregels zo indrukwekkend gezongen werden, won zo aan zeggingskracht en vormde in feite voor de goede verstaander een eerbetoon aan het Joodse volk, de diepe wortel onder onze kerk.
Zij, die ”de vaderen” worden genoemd in dit lied:

Gij hebt de vaderen bevrijd
en uit het diensthuis uitgeleid
naar ’t land van melk en honing.
Hervorm, herschep ook ons geslacht,
opdat het door de wereldnacht
de weg vindt naar uw woning.

Die vaderen, de vertegenwoordigers van Israël, ze waren onder ons, in de Dom!

Moge de bede, dat ook ons geslacht blijvend hervormd wordt, gericht op Israël en Israëls God,
ook in onze tijd bewaarheid worden.