De zwijgende God | Studiedag 15 mei 2014
De cursus die ik volg aan de Protestantse Universiteit te Amsterdam, is naar aanleiding van het bovenstaande boek: ”De zwijgende God”. Dr. Marjo Korpel, een van beide auteurs, geeft de cursus.
De cursus cirkelt rond de vraag hoe het kan dat je in de Bijbel regelmatig leest dat God sprak, en dat Hij nu lijkt te zwijgen.
Het is een vraag die in onze tijd veel klinkt, en die ook door kinderen zomaar gesteld kan worden.
Vandaag begonnen wij de dag in de kapel toepasselijk, met het zingen van Psalm 65 vers 1 en 2, waarin onder andere de passage voorkomt:
”De stilte zingt u toe, o Here” een passage die laat zien dat stilte wel degelijk hoort bij God.
Daarna werd gelezen uit Jesaja 62, waar o.a. staat dat de wachters op de muren van Jeruzalem niet mogen zwijgen, en God geen rust mogen gunnen. (Hier komen we straks op terug).
Tenslotte zongen we Lied 751:
“De Heer verschijnt te middernacht
nu is nog alles stil
maar zalig hij die toch reeds wachten Hem begroeten wil.”
Na deze dagopening begon de cursus, met ‘s morgens een boeiend college om in de thematiek te komen:
De vraag naar een God die hoort en spreekt is van alle tijden, niet alleen van onze tijd.
Zo hadden de oude Egyptenaren al de zgn. ”oren-stèles”: kleine zuilen met daarop oren (de oren van de godheid voorstellend) als dank, wanneer men hulp van de goden ervaren had. Tevens werden deze stèles gebruikt om ”je gebed in in te spreken”, immers, de god die tóen luisterde, kon dat nu ook wel eens doen. Hieronder een plaatje van zo’n stèle:
Ook in de Bijbel komt de thematiek van Gods spreken én zwijgen aan de orde.
Evenals in de Israel omringende godsdiensten, is een belangrijk uitgangspunt dat God – ook toen – zelden tot niet rechtstreeks sprak tot de ”gewone man”, maar dit praktisch altijd deed via bijzondere middelaars, zoals Mozes of de profeten. Zij hoorden/ervoeren Gods stem, en gaven dit weer door aan de mensen.
Alleen al dit gegeven relativeert de vraag waarom God nu niet hoorbaar spreekt: dat was toen ook al zo voor het gros van de mensen!
Bovendien sprak Hij toen ook niet voortdurend tot de mensen, daar kon soms ook een hele tijd tussen zitten.
Bijvoorbeeld in Jesaja 42: 14 geeft God dit toe, dat Hij lange tijd stil is geweest:
”Een eeuwigheid hield Ik mij stil,
zweeg Ik, hield Ik mij in”
De docente gaf hierbij bovendien aan dat het tweede deel binnen het boek Jesaja (”Deutero-Jesaja) er sterk op gericht is om in dit verband ook de mensen zélf aan het werk te zetten. Een bloemlezing van enkele teksten:
Zo worden degenen die troost zoeken, aangespoord om zélf troost te bieden aan anderen:
Troost, troost mijn volk!
zegt uw God
spreekt
tot het hart van Jeruzalem en roept haar toe
dat haar strijd vervuld is. (Jesaja 40: 1,2)
Ook in Jesaja 40:9-11 wordt ”Sion” (Israel) opgeroepen om niet langer bij de pakken neer te zitten,
maar, ondanks het feit dat ze Gods zwijgen diep ervaren,
op een hoge berg te klimmen
en elkaar de hoopvolle boodschap te vertellen dat God een positieve keer in hun lot gaat brengen.
Mij viel hierin op dat er hetzelfde woordje staat als bij Abraham, wanneer die door Gods stem geroepen wordt op reis te gaan naar het beloofde land.
Om dus niet enkel te wachten op Gods ingrijpen,
maar om ook zélf ervoor te gaan,
je te openen voor God,
en zo ruimte voor Hem te scheppen.
Ook zelf pro-aktief!
(want wat nu, zo vroeg ik me af, als Abraham níet gegaan was? Soms moet je blijkbaar als mens jezelf ”bij de haren pakken” en jezelf of anderen optillen uit het moeras, en dan kan gaandeweg blijken dat dit door God wordt gezegend. Hier kregen we ook een goed gesprek bij, want, ook vanuit pastoraal oogpunt vroegen we ons af: wanneer moet je nu iemand aansporen om ook de eigen innerlijke kracht aan te spreken -en is dit heilzaam -, en wanneer moet je dit laten omdat het ook ronduit onbarmhartig kan zijn? Kortom, wanneer moeten we éérst op God wachten, en wanneer moeten we ook zélf aan het werk? Hierop kregen we geen eenduidig antwoord, maar we kwamen wel tot de conclusie dat het in het pastoraat op fijngevoeligheid aankomt, en dat beide polen: ”bid én werk” beide altijd een plekje mogen hebben. Dan weer de een sterker dan de ander, dan weer omgekeerd)
Maar, om kort te gaan, de ”Deutero-Jesaja” blijft sterk inzetten op het activeren van de mensen zelf.
In Jesaja 43:8 staat:
Laat uittrekken [dus aktief vertrekken uit een lamleggende situatie, red.]
een gemeenschap die blind was
al hadden ze ogen
en van doven, al hadden ze oren!
En:
Mijn Heer, de ENE, heeft mij een tong gegeven
zoals leerlingen hebben
opdat ik wie afgemat is weet te antwoorden
met een woord. Jesaja 50:4
Blijkbaar hebben ménsen dus de goddelijke opdracht iets van God zelf te vertegenwoordigen door hun woorden.
Het gaat bovendien nog verder. Ook God zelf dient ”geactiveerd’ te worden. Het lijkt bijna oneerbiedig, maar toch zegt Jes.62:6-7:
Gij, die de Here indachtig maakt,
geen rust voor u.
Gunt Hem geen rust
totdat Hij heeft gegevestigd
totdat Hij Jeruzalem maakt
tot een lofzang op aarde.
Zoals de docente het zei: ”Je mag op de deur bonzen bij God.”
Naar aanleiding hiervan bracht ik in dat in de plaats waar ik ben opgegroeid -en in Salland evenzo- als onheil mensen treft vaak gezegd wordt: ”’t is niet anders”, en dat men poogt zich er bij neer te leggen, omdat je de situatie toch niet kunt veranderen. Ik heb daar vaak diep respect voor, en het betekent volgens mij ook een grote kracht om met moeilijke situaties om te gaan. Om, zoals dan wel eens gezegd wordt, niet je energie te verspillen aan iets dat je toch niet kunt veranderen, maar liever door te gaan met het stuk leven dat je nog wél hebt, en daar het beste van te maken. In het gesprek hierover waren we het er met elkaar over eens dat het niet goed is elkaar hierover in verwarring te brengen (want helpt het als mensen op de ”deur gaan bonzen” bij God? We constateerden dat er immers al heel wat is ”afgebonsd” in de geschiedenis, maar dat vormen van ellende die je overigens niet mensen kunt aanrekenen, gewoon doorgaan). Een gedurende generaties aangeleerde levenshouding als de bovenstaande kan kostbaar zijn. Toch nam dit niet weg dat het wel eens goed kan zijn elkaar hier op te wijzen, dat je misschien wel mag berusten in iets wat toch niet anders lijkt te kunnen, maar… dat Israel hier vanuit de doffe situatie van de ballingschap (die ook niet leek te veranderen) toch werd opgeroepen te blijven hopen, en hier hun gedrag op af te stemmen. Wellicht, zo concludeerden we, dat we hier juist wél op gespitst moeten blijven, en waar we hoop of ruimte zien, elkaar toch – zonder brokken te maken – ook bij de hoop op God (die eens -wanneer?- een verandering ten goede zal betekenen) betrokken mogen blijven houden.
Immers, ook weer een tekst als Jesaja 51:16 geeft de mensen een hele hoge opdracht:
Ik geef ook hier de vertaling uit de Naardense Bijbel die letterlijk en juist vertaalt (de NBV slaat hier de plank mis, want die zegt dat God dingen zal doen, maar hier staat weer dat de méns het moet doen):
Ik (zegt God) leg mijn woord in je mond
en heb met de schaduw van mijn hand je bedekt,
om (en nu komt het!) de hemelen weer uit te spreiden
en de aarde te grondvesten
om weer tot Sion te zeggen
mijn gemeente ben jij!
Kortom, het is hier aan de méns om ”de hemelen weer uit te spreiden en de aarde te grondvesten”.
Dat lijken zaken die enkel God kan en mag doen.
Maar nu God in de ballingschap zwijgt naar zijn volk,zegt Hij toch via zijn profeet dat de ménsen het initiatief mogen nemen
en dat dan blijkbaar toch de hemel weer uitgespreid zal worden en een fundament onder de aarde/het leven komt te liggen.
Immers, het mag weer geweten worden dat God zegt tegen Israel: ”mijn volk ben je!”
Hierbij moest ik denken aan de schepping, daar werkt het net zo:
op dag 1 en 2 schept God de goede voorwaarden (er komt licht, en het water gaat weg),
maar dan geeft Hij de áárde de opdracht om dan bomen en vruchten etc. te gaan voortbrengen.
Dan moet de aarde/schepping ook zélf aan het werk. En kán het ook!
Tot zover mijn weergave van dit zeer boeiende college. ‘s middags borduurden we hier op voort, en bekeken we nog een stuk film van de bekende Bergman, waarin een predikant vanuit zijn pastoraat ook een stuk worsteling kent rond dit onderwerp, en voelbaar wordt hoe lastig en ingrijpend dit alles tegelijk ook blijft.
Maar de woorden van Deutero-Jesaja – dat de mens Gods zwijgen mag doorbreken op goede gronden – bleven heel deze dag doorklinken, en bereiken via dit blog hopelijk ook u.
Heeft God zich uiteindelijk ook niet via die ene mens, de Here Jezus, ten volle uitgesproken, voor al wie het wilde zien?
commentscomments
Geef een antwoord
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.
Wim vroeg op Facebook of ik op de cursus ook geleerd had of er manieren zijn, waardoor de Here God gaat spreken.
Dit kon wel eens een vraag zijn die herkenbaar is.
Een poging tot antwoord:
Allereerst: je vraag lijkt voor sommigen wellicht heel vrijpostig, maar dat is hij niet. Hij is gebaseerd op wat ik schreef over Jesaja, waar de oproep staat dat we God geen rust moeten gunnen (wanneer Hij zwijgt).
Ook Jesaja zegt ons dat wij net zo lang moeten aanhouden bij God, tot Hij de stilte doorbreekt.
Hoe krijg je Hem dan aan het praten?
Eerst een formeel en beetje flauw antwoord: dit was een inleidend college. Er volgt er nog een, en bovendien moet ik het boek de komende tijd nog gaan lezen. Ik beloof je als ik relevante dingen tegenkom, dat ik die dan deel.
Maar nu alvast wat eigen gedachten.
Zelf vraag ik me af (zo sta ik er in):
is het nu zo dat Gód stil is, of hebben wij soms een gehoorapparaat nodig, zijn onze oren niet goed afgestemd? Dat laatste zou ook wel eens kunnen, dat Hij allang aan het spreken is.
Ik denk aan Lied 513:1
God heeft het eerste woord.
Hij heeft in den beginne
het licht doen overwinnen,
Hij spreekt nog altijd voort.
Dit prachtige lied verwijst naar het scheppingsverhaal.
Dat God sprak kon je niet horen, maar wel zien hieraan:
bijvoorbeeld dat er licht kwam!
Er staat: ”God sprak: er moet licht komen! En er was licht.”
De gedachte in dit lied is, dat het licht en het leven dat er is
tekenen ervan zijn dat God nog steeds zegt dat er leven moet zijn
dat is de enige reden dat het er is!
Ik vind dat wel een heel mooie (en ik denk ook: reële) gedachte.
God is ook zo groot, dat zijn taal wellicht anders is dan de onze.
Misschien zit die wel op een andere ‘frequentie’.
Die pikken wij niet zomaar op.
Maar de gevolgen van zijn spreken kunnen we wél zien!
Tegelijk is het in de Bijbel voortdurend de gedachte
dat God zich op onze ‘frequentie’ afstemt,
door zijn boodschap in mensenaharten neer te leggen
denk aan de Bijbelschrijvers.
Boven alles denk ik hierbij aan Jezus.
Is Hij niet het ultieme bewijs dat God tot ons spreekt?
Hij sprak zich uit in Hem, ongekend diep,
het offer aan het kruis en de opstanding laten dit op ongeëvenaard indrukwekkende wijze zien.
Inderdaad, dat is al lang geleden.
Maar dit was zo indrukwekkend,
dat we er nog steeds op kunnen teren.
God spreekt in die zin inderdaad ”nog altijd voort”.
Vergelijk het met iets heel kostbaars wat iemand je ooit heeft gezegd of gegeven.
Dat vergeet je niet, dat klinkt nog steeds in je oren, of zit als herinnering in je hart.
Zo beleef ik zelf het spreken van God.
En via de Bijbelboeken komt dat spreken van God ook altijd weer ”live” tot je.
Ook al zijn het verhalen van lang geleden,
ze behouden hun zeggingskracht
omdat datgene wat toen geschiedde
zó bijzonder was, dat de impact ervan nog steeds aanwezig is
en eeuwig is.
Dus voor mij is een antwoord – zo ik er in sta – op jouw vraag:
ik kan Gods spreken opzoeken
door de Bijbel te lezen
daarbij aan Hem en Jezus te denken
en ik geloof dat zijn Geest ons daarbij helpt
om dingen op te pikken.
Soms direkt
soms pas later, terugkijkend.
Was dit een beetje een antwoord op je vraag, Wim?
Ik besef dat er nog een deel van je vraag open blijft staan:
hoe zit het met al die plaatsen in het leven,
waar juist het donker en de dood lijken te heersen?
Is daar een manier te vinden om God tegen te komen,
te horen?
Een eerste idee van mij daarbij is:
het boek Genesis laat zien dat God daar júist is!
Het was immers ín het donker dat Hij sprak: er moet licht komen.
Maar ook nu besef ik dat het niet eenvoudig is
om met een vingerknip al onze mensenharten hier op af te stemmen
want wat als je zelf door de bomen van het donker het bos niet meer kunt zien?
Hoe kun je dan Gods stem (weer) op het spoor komen?
Waar gebeurt de aanraking tussen God en mens?
Dit blijft ergens ongrijpbaar.
Ik vind het ook altijd zo bijzonder, onbegrijpelijk,
bijvoorbeeld in Psalm 10.
Die begint ook met één grote klacht: ”God, waar bent U nu, het lijkt wel of U zich verstopt! We horen en zien niets van U!”:
Waarom Heer, bent U zo ver
en verbergt U zich in tijden van nood? (Psalm 10:1)
Maar dan even verderop, verandert de klacht ineens in vertrouwen:
Toch ziet u de pijn en het verdriet
U merkt het op en weegt het in uw hand.
Op u vertrouwen weerloze mensen
de wezen, U komt hun te hulp. (Psalm 10:14)
Onbegrijpelijk.
Tegelijk: moedgevend!
Blijkbaar kan een schijnbaar als hopeloos ervaren situatie
toch weer zin krijgen in de beleving van een mens.
Hoe het ook zij, het verder verdiepen in deze materie moet nog gaan komen.
Dus wie weet volgt er later nog meer.
Tot slot nog een bijbelvers dat ik ook veelzeggend vind in dit verband:
Niemand heeft ooit God gezien (of letterlijk horen praten)
maar als we elkaar liefhebben
blijft God in ons
en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden. (1 Johannes 4: 12)
Is dat niet het allerbelangrijkste?
Johannes, die onze ervaring blijkbaar deelt, dat je God niet kunt zien/horen,
zegt: de echte vraag is misschien wel of Gods liefde er is onder ons.
En daarvan mogen we verzekerd zijn als wij elkaar liefhebben.